Een korte geschiedenis van het konijn.

Het oorspronkelijke Europese wilde konijn ontwikkelde zich ongeveer 4000 jaar geleden op de rode aarde van het Iberisch schiereiland. De bezoekende Fenicische kooplieden noemden een deel van het Iberisch schiereiland zelfs ‘I-shephan-im’, wat ‘land van de konijnen’betekent. Dit werd vertaald als ‘Hispania’ of, zoals wij zeggen, Spanje. De wetenschappelijke naam van het konijn is ‘Oryctolagus cuniculus’, wat ingewikkelder klinkt dan het is, want het betekent gewoon ‘een haasachtige die ondergrondse gangen graaft’.

Het leven verliep vredig voor de konijnen tot in de Tweede Punische Oorlog, in de 2e eeuw voor Christus, de Romeinen in Spanje arriveerden. Tot schrik van de konijnen vatten de Romeinen al gauw het plan op om ze te gaan fokken op een manier die cunicultuur heet. Eerst hielden ze ze achter hekken op begroeide stukken grond, maar de konijnen leverden het eerste bekende voorbeeld van wat nu een normale manier is om uit de gevangenis te ontsnappen: ze groeven tunnels naar buiten!  Het duurde niet lang of ieder konijnenveldje werd even goed bewaakt als het paleis van de keizer zelf. Zou dit enigszins onverstandige gebruik van de centurions misschien een klein beetje hebben bijgedragen aan de val van het Romeinse Rijk?

Door toenemende land- en zeehandel tussen verschillende landen  kwamen er konijnen terecht in ieder werelddeel behalve Antartica. De mensen begonnen goed te worden in de landbouw en toen er meer land werd gecultiveerd tot velden vol eten voorzagen de mensen de konijnen onbedoeld van een ideale habitat. Dit gecom bineerd met hun beroemde voortplantingspatroon maakte dat ze overal waar ze kwamen al gauw vaste voet aan (of in) de grond hadden.

De domesticatie van konijnen wordt geacht te zijn begonnen toen middeleeuwse monniken konijnen in kooien begonnen te houden voor het vlees. Kort geleden geboren konijnen, de z.g. laurices, werden niet als vlees beschouwd en mochten dus tijdens de vasten worden gegeten. Monniken wijden zich over het algemeen met volle overgave aan alles wat ze doen en het duurde dan ook niet lang of ze waren druk bezig konijnen te selecteren en te fokken om nieuwe bontkleuren te krijgen.

Eind 18e eeuw kwam de Industriële Revolutie en de grote trek van het platteland naar de steden – en de konijnen trokken mee. Omdat één paar konijnen tot 90 kg per jaar aan vlees kan leveren waren ze een belangrijke voedselbron. Maar in de Victoriaanse tijd ging het er beter uitzien voor de konijnen omdat de mensen ze toen begonnen te fokken voor tentoonstellingen en wedstrijden. Sinds die tijd wordt er in het Verenigd Koninkrijk eigenlijk weinig konijn gegeten, maar in veel landen zijn ze nog een regelmatig onderdeel van het menu.